ILT publiceert incidentmeldingen met drones

Drone op vliegveld

Er is een stijgende trend in het aantal incidentmeldingen waarbij onbemande luchtvaartuigen, veelal drones, zijn betrokken. Daarnaast neemt professioneel gebruik van drones toe. Ook is het aantal overtredingen bij recreatieve gebruikers hoger dan bij beroepsmatige gebruikers. Dat blijkt uit een informatieblad over de incidentmeldingen van drones van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) dat op 23 juni 2015 is gepubliceerd.

Toename incidentmeldingen 
Het aantal incidentmeldingen is gestegen van 8 in 2012 naar 27 in 2014. De toename van het aantal meldingen houdt verband met het toegenomen gebruik van drones. Deze toename is ook te zien in de stijgende lijn in aanvragen van project- en bedrijfsontheffingen door de jaren heen. Melders van incidenten zijn voornamelijk bemande luchtvaart en professionele dronegebruikers zelf. De incidentmeldingen worden onderverdeeld in eenzijdige (incidenten waarbij één luchtvaarttuig is betrokken) en tweezijdige incidenten (hierbij zijn meerdere luchtvaarttuigen betrokken).

Bij eenzijdige incidentmeldingen gaat het voornamelijk om beroepsmatige dronegebruikers. Bij 11 van de 13 eenzijdige incidenten in 2013 en 2014 is sprake van een crashlanding die plaatsvindt binnen de veiligheidszone van 150 m afstand tot mensen, bebouwing en wegen. De veiligheidszone lijkt dus zowel noodzakelijk als afdoende.

Sinds 2012 heeft de ILT 36 icidentmeldingen ontvangen waarbij meerdere luchtvaartuigen betrokken zijn. De meeste incidenten worden gemeld door general aviation en laagvliegend beroepsluchtvaart die bij het incident betrokken zijn. Zeer waarschijnlijk gaat het hier om incidenten met recreatieve dronegebruikers.

Overtredingen 
Sinds 1 juli 2013 riskeren bestuurders van drones die zich niet aan de regels houden een proces-verbaal van de politie. In 2013 en 2014 legt de politie 30 keer een proces-verbaal op. Het gaat dan om overtredingen zoals het vliegen zonder klaring van de plaatselijke luchtverkeersleiding, beroepsmatig vliegen zonder ontheffing, vliegen in de nacht of bij weinig zicht en vliegen boven mensen en bebouwing. Het aantal bekeuringen voor modelluchtvaartuigen/recreatieve dronegebruikers ligt aanzienlijk hoger dan voor beroepsmatige gebruikers.

Plaats in het luchtruim 
De meeste incidenten vinden plaats in luchtruimklasse G waar geen toestemming van luchtverkeersleiding nodig is. Een risico is ook dat vliegers in een klein vliegtuig of helikopter zich soms niet realiseren dat modelvliegers tot 300 m boven grond of water mogen vliegen. Soms komt het ook voor dat vliegers van bemande vliegtuigen uit nieuwsgierigheid komen kijken naar een activiteit van een beroepsmatige dronevlieger. Omdat dronevliegers voorrang moeten verlenen aan andere luchtvaart, kan dat een verstoring van hun activiteiten opleveren en daarmee mogelijke risicovolle situaties.

verdeling_luchtruim_RPAS-drone_rondom_vliegveld

Incidentmeldingen Over de afgelopen 3 jaar is er een stijgende trend te zien van incidentmeldingen waarbij een RPAS of een modelluchtvaartuigen betrokken was. Incidentmeldingen De meldingen komen voornamelijk uit de bemande luchtvaartvaart en een deel van de meldingen wordt door de RPAS operators gemeld. Er hebben 2 ernstige incidenten (bijna ongevallen) met modelvliegtuigen plaatsgevonden (in 2013 en 2014).

Beroepsmatig: RPAS Op grond van de regeling modelvliegen is het beroepsmatig gebruik van RPAS verboden, tenzij de inspectie ontheffing heeft verleend. Vanaf 1 juli 2015 gelden nieuwe regels waarbij bedrijven een vergunning moeten hebben. Bedrijven en ontheffingen In 2014 hadden 13 bedrijven een (bedrijfs-) ontheffing. Begin 2015 zijn 13 aanvragen voor bedrijfsontheffingen in procedure. In afwachting van de bedrijfsontheffing kunnen bedrijven per project een toestemming aanvragen. In 2014 werden 174 projectontheffingen verleend, bijvoorbeeld voor luchtfotografie en industriële inspecties.

Recreatief: modelvliegtuigen Als ‘drones’ recreatief worden gebruikt, is sprake van modelluchtvaartuigen. Modelluchtvaartuigen kunnen door iedereen gebruikt worden, als men zich houdt aan de Regeling modelvliegen.

Handhaving Sinds 1 juli 2013 is de Regeling modelvliegen beter handhaafbaar (minder complex) en kan de Politie processen verbaal (PV) opmaken wanneer Processen verbaal bestuurders van modelluchtvaartuigen of RPAS zich niet aan de regels houden. Het aantal bekeuringen voor modelluchtvaartuigen ligt aanzienlijk hoger dan dat voor RPAS. Uit de processen verbaal is te achterhalen om welke overtredingen het gaat. Het komt voor dat er meer dan één overtreding per proces verbaal wordt genoteerd.

Eén- en tweezijdige incidenten De incidentmeldingen die bij de ILT binnenkomen, worden grofweg onderverdeeld in eenzijdige incidenten – waar alleen een RPAS of modelluchtvaartuig bij betrokken is – en tweezijdige incidenten – waarbij ook een ander luchtvaartuig betrokken is. Eenzijdige (l) en tweezijdige (r) incidenten Tweezijdige incidenten (totaal 36) worden deels vanuit de bemande luchtvaart gerapporteerd (27) en deels door de RPAS operators (9). Voor meldingen met tweezijdige incidenten (model en RPAS) is geïnventariseerd welk type ‘bemande’ luchtvaart betrokken was. Hierbij is een onderscheid gemaakt in general aviation1 , beroepsmatig laag vliegend luchtverkeer (helikopters van politie, HEMS en Defensie) en verkeersluchtvaart (transport). De meeste incidenten betreffen meldingen waar general aviation of (laag vliegende) Incidenten (model en RPAS) met andere luchtvaart beroepsluchtvaart bij betrokken waren. In 8 gevallen was sprake van commercieel transport (verkeersluchtvaart). Uit deze gevallen met commercieel transport is het zeer waarschijnlijk dat de onbemande toestellen modelluchtvaartuigen waren.

Veiligheidszone Bij RPAS groeit het aantal een- en tweezijdige incidenten over de gerapporteerde periode ongeveer gelijk. Bij 11 van de 13 (2013 + 2014) eenzijdige incidenten is sprake van een ongecontroleerde landing, waarbij -9 keer- de schade aan het (eigen) luchtvaartuig groot was. Alle gevallen deden zich voor bij bedrijven met een ontheffing. Vrijwel alle crashlandingen vonden volgens de melders plaats binnen de veiligheidszone (150 m afstand tot mensen, wegen en bebouwing), zodat het er op lijkt dat deze zone zowel noodzakelijk als afdoende is.

Plaats in het luchtruim Uit de meldingen blijkt dat de meeste incidenten met RPAS plaatsvinden in luchtruimklasse G (klasse waarin zowel VFR- en IFR verkeer voorkomt; er is geen toestemming van de luchtverkeersleiding nodig). De luchtruimklassen A, B, C en D worden door een luchtverkeersdienst gecontroleerd. Incidenten in deze luchtruimten zijn doorgaans interacties met ander luchtverkeer, waaronder de grote of verkeersluchtvaart. In klasse C en D luchtruim (in Nederland de plaatselijke luchtverkeersleidinggebieden – CTR’s) ging het ook om miscommunicatie en onjuiste verwachtingen bij vliegers (zowel van RPAS als van bemande luchtvaartuigen) over de rol van de luchtverkeersleiding. De laatste is verantwoordelijk voor informatieverstrekking aan (bekend) VFR verkeer, waaronder RPAS en modelvliegtuigen. Illegale RPAS operatie levert een gevaar op voor de luchtvaart onderling.

Gebruik luchtruim klasse G Uit de incidenten in klasse G met interactie blijkt ook dat niet iedere privévlieger zich realiseert dat modelvliegers in klasse G luchtruim tot 300 m (1000 ft AGL) boven grond of water mogen vliegen. Ook komt het voor dat men in een vliegtuig of helikopter uit nieuwsgierigheid komt kijken naar een RPAS activiteit die in een NOTAM is aangekondigd. Dat leidt tot verstoring van de RPAS activiteit, mede omdat deze voorrang moet verlenen aan de bemande luchtvaart. Het levert uiteraard ook onnodige risico’s op.

Tips
Naast de voorgaande informatie vanuit het Analyse Bureau Luchtvaart (ABL) wordt door de experts van ILT/Luchtvaart een aantal aanbevelingen gegeven; Vluchtvoorbereiding
– Controleer vooraf of alles aan het apparaten/of grondstation correct functioneert.
– De eigenschappen van een grondstation kunnen wijzigen door het gebruik met een andere RPAS. Gebruik een grondstation daarom alleen in een ‘vaste combinatie’ met een specifieke RPA of controleer voorafgaand aan de eerstvolgende vlucht met het eigen RPA alle functies.
– Houdt bij de vluchtvoorbereiding rekening met eventuele turbulentie. Als tijdens de vlucht blijkt dat de turbulentie groter is dan verwacht, laat de RPA dan direct terugkeren naar het landingsterrein.
– De overdracht van (een deel) van de controle over de RPAS of de payload blijkt foutgevoelig. Het komt voor dat de besturing van de RPAS onbedoeld/onverwacht wordt overgedragen aan de cameraman. Voorkom dit risico door beide besturingsfuncties (RPAS en payload) bij de vluchtvoorbereiding te scheiden.
– Ga niet vliegen als het apparaat met draaiende propeller(s)/rotors is omgevallen. Ook niet als er geen zichtbare beschadigingen zijn. Er kunnen beschadigingen aan de binnenkant zijn ontstaan die via een controle en reparatie door de fabrikant verholpen kunnen worden.
– Niet elke fabrikant test software updates voordat deze aan gebruikers wordt aangeboden. Controleer daarom na elke update of de RPAS volledig en correct functioneert. Doe dat als onderdeel van de vluchtvoorbereiding en test het op een veilige locatie.

 

Voor de actuele luchtvaart klasse informatie — > Luchtvaartmapping

Dit is een publicatie van: Inspectie Leefomgeving en Transport
0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.